zondag 27 januari 2013

Frankenstein's Army



Daar sta ik dan. Met mijn schoenen in het zand, rillend van de kou, ook al heb ik legerachtige kleding over mijn eigen kleding heen gekregen. Door een stuk visnet dat half voor mijn ogen hangt zie ik dat ik omringd ben door zombies. Ze staan met hun rug naar de zee en kijken allemaal in de richting van regisseur Richard Raaphorst die, pietje precies als hij is, een zoveelste shot van onze mars richting de camera wil. De enige keer dat we even echt niet verder kunnen, is als één van de zombies, die zichzelf liggend over de grond moet voortbewegen en zijn uitgangspunt in een plas met ijskoud water heeft, in een deken moet worden gewikkeld omdat hij onderkoeld dreigt te raken. We staan te ver uit elkaar om met elkaar te communiceren, daarbij moet je je focussen op de aanwijzingen die de regie assistent naar ons roept. Het geeft een vreemd gevoel van isolement, zeker met dat visnet dat door de regen nog wat verder is gezakt. Je moet er wat voor over hebben. Als vrijwilliger krijg je alleen een t-shirt als aandenken. Maar met eeuwige roem in het vooruitzicht sleep ik mezelf in zombiemodus weer richting de camera, die de trailer van Worst Case Scenario (Woensdag Gehaktdag) vast legt. Ik ben een Gorehound Guerilla. Het is 5 oktober 2003. Locatie is Strand Slufter, Maasvlakte, Rotterdam.

Dat de film uiteindelijk nooit van de grond is gekomen - en die eeuwige roem nog even op zich laat wachten - komt door een gebrek aan geldschieters. Dat is heel erg jammer, want het idee voor de film (Nazi zombies) was wel degelijk vruchtbaar, zeker gezien het ‘succes’ dat bijvoorbeeld de Noorse film Dead Snow in 2009 had.

Raaphorst is een doorzetter. De laatste mail die ik als Gorehound Guerilla ontving is van 16 januari 2008! Er wordt nog steeds hoopvol gesproken over een zakelijke stap die is gezet die de daadwerkelijke productie in de loop van 2008 zeer waarschijnlijk moet maken. Worst Case Scenario is het dus toch niet geworden, maar na veel omzwervingen en eindeloos vasthouden aan zijn visie heeft Raaphorst het voor elkaar en is het geografische cirkeltje rond. Het is 26 januari 2013. Locatie is Pathé Schouwburgplein, Rotterdam. Frankenstein’s Army beleeft zijn wereldpremière op het IFFR.

Natuurlijk is de regisseur aanwezig. Hij bedankt iedereen die de film mede mogelijk heeft gemaakt, zoals een aantal acteurs die hier aanwezig zijn. Hij besluit zijn nervositeit te onderstrepen door te zeggen: “I hope this film will scare you the same as you scare me”.

Een Russische filmstudent legt met zijn camera in opdracht van Stalin de laatste dagen van W.O. II aan het front vast. Hij volgt een groepje van zes soldaten, die wat laatste Duitsers onschadelijk maken als ze de opdracht van hogerhand krijgen om naar een nabijgelegen dorp te gaan om enkele kameraden te ontzetten. Op weg er naar toe krijgen we al enkele voorproefjes van wat ons te wachten staat in dat dorp, waar het geheel niet pluis is. De (Engels met zwaar accent sprekende) Russen komen terecht in een soort fabriek, alwaar een gekke professor bezig is met het maken van een bizar leger van schepsels, die niet alleen uit de dood zijn herrezen, maar ook nog zijn omgebouwd tot halve robots. Zombots vs. Russians.

Het moge duidelijk zijn waar het in deze film om gaat: de creaturen. Die zijn bizar en uiterst fantasievol. Het valt me op dat er goed is voortborduurt op de ideeën die Raaphorst dus al in 2003 tot leven wilde wekken. De Duitse zombiesoldaten zijn voorzien van zaagarmen, sikkelhanden, drilboorneuzen en immense scharen. Het doet denken aan een rariteitenkabinet, de freakshow waarvoor je in de 19e en begin 20e eeuw wat geld neerlegde om als dit circus in het dorp kwam, de vrouw met de baard te zien, een Siamese tweeling of ‘The Elephant Man’. Zo voelt het eigenlijk tijdens deze film ook, want op andere vlakken valt er niet zo veel te beleven. Van een verhaal is nauwelijks sprake, op een verrassing hoef je niet te wachten, de humor beperkt zich tot enkele momenten, de mate van ‘gore’ is voor een ‘gorehound’ niet om van wakker te liggen en de schepsels zelf zijn minder eng dan verwacht. De bewondering voor hun fantasievolle ontwerp staat afgrijzen in de weg. Raaphorst zegt in de Q&A die na de film volgt, dat hij zijn schepsels zag als een soort van levensgrote ‘action figures’. Het doet denken aan de action figures die uit naam van Clive Barker onder de titel ‘Tortured Souls’ in 2001 op de markt kwamen.

Naarmate de film vordert zie ik meer links met gelijkgestemde geïnspireerde vormgevers, kunstenaars. Zoals Ashley Wood, die in zijn comics Zombies vs. Robots ook al aan het werk was met o.a. de Zombot . Of richting Japan, waar men in Tokyo Gore Police ook al zo’n vreemd schepsel op stelten had lopen. Daarbij vraag ik me af of er directe odes in de film zitten, zoals wanneer de Russen bij het dorp stuiten op een Duits vehikel dat qua beeld erg doet denken aan Giger’s pilotenstoel in Alien en valt de enige vrouwelijke creatie een beetje uit de toon met haar Star Wars staart.

Raaphorst merkt nog op dat de film meer is gebaseerd op intuïtie dan op logisch nadenken. Voor het visuele aspect is dat goed gelukt, maar het is niet voldoende om een goede film te maken. Dan heb je toch wat meer nodig, zoals de keuze voor extremiteit – over the top splatter, gore -, of een goed verhaal, of interessante karakters, of….

Het is gemakkelijk praten voor iemand die van achter zijn laptop wat letters op papier zet. Ik vind het jammer dat de film me niet méér overtuigt. Ik heb jaren meegeleefd vanaf de zijlijn. Ik heb niet voor niets 100km afgelegd om in Rotjeknor deze wereldpremière mee te maken. Het neemt niet weg dat ik diepe bewondering heb voor de maker, die zich ondanks alle tegenslag niet van zijn stuk liet brengen en in fucking Tsjechië zijn droom verwezenlijkte. 

woensdag 23 januari 2013

Eefje de Visser – Keizersgrachtkerk Amsterdam, 21 januari 2013



Eefje stuurt me een mail. Ze wenst me een schitterend 2013 en brengt me op de hoogte van een aantal speciale concerten die ze gaat geven, of waar ze aan deel gaat nemen. Eentje springt er uit. Hart op de Tong heet het. Ik lees op de site over “inspirerende muziekavonden” en “een aantrekkelijke mix (…) van muziekbeleving en zingeving”. Dat klinkt wat EO-erig, maar dat neemt niet weg dat het speciale promotie filmpje dat Eefje heeft gemaakt me doet inzien dat ik hier bij wil zijn, maar dat ik al te laat ben om kaartjes te kopen van € 7,50 (voorverkoop) en dus initiatiefnemer Guido Attema eens mail of de reis naar Amsterdam voor kaartjes van € 10,00 (aan de deur) wel zin heeft. Gerustgesteld door een positief antwoord reizen we door het winterlandschap af naar de Keizersgrachtkerk, die ik nog nooit van binnen heb mogen bewonderen.

De deuren zijn nog gesloten, maar voor de kerk, bovenaan de trappen staan twee vrijwilligers die ons gratis koffie, thee en van die harde maar lekkere hartjessnoepjes aanbieden. Wat lief! Er bevindt zich al wat volk voor de deuren, die om acht uur open gaan. Twee tientjes later en een vette ‘hart op de tong’ stempel verder lopen we de verrassend witte kerk zonder beelden (Protestants) in en nemen we geheel schaamteloos plaats op de voorste rij stoelen, zodat we onbelemmerd zicht hebben op wat ons staat te gebeuren.

Het is een intieme setting. Het podium is drie treden hoog. Overal staan kaarsjes, er staat een bankstel en ik zie een aantal gitaren, maar geen andere instrumenten. Een ‘stripped down’ Eefje dus, zoals al enkele andere artiesten (Typhoon, Tim Akkerman en Spinvis) haar voorgingen. Aan het eind van het podium lopen twee imponerende trappen naar een niet minder imponerend kansel met daarboven een nog imponerender orgel, dat tijdens deze voorstelling zal worden ingezet. Ik tel een camera of drie, vier die de muzikale beleving en zingeving vast gaan leggen. De kaarsjes worden aangestoken.


Eefje komt met twee mannen het podium op. De ene man (ben zijn naam kwijt) legt uit wat ons staat te wachten. Een muzikaal optreden met in het midden een interview en na afloop napraten met een ‘hart op de tong’ biertje in de kelder. De tweede man neemt het over. Het is Guido, die bevlogen woorden spreekt die onder zingeving zouden kunnen vallen. Dan is het podium aan degene voor wie we zijn gekomen. Ze heet ons welkom en vertelt dat ze in het eerste deel nummers van haar album De Koek zal spelen om in het tweede deel enkele nieuwe nummers ten gehore te brengen die ze nog niet eerder heeft gespeeld. Een meisje met een gitaar. Een meisje met een prachtige stem en intrigerende liedjes. Ze neemt alle tijd voor haar Verdriet en laat het orgel meespelen in De Stad. Ze maakt hier en daar een foutje, waarbij ze steevast opzij kijkt, naar waar haar achterban zit met een haast verontschuldigend lachje. Het valt me op dat niet alle nummers even geschikt zijn voor deze akoestische setting. Sommige nummers zijn even goed, welhaast beter doordat ze intiemer worden, maar een nummer als Hartslag mist de dwingende, pulserende drive en invulling van een band.

De gitaar gaat af, Eefje verdwijnt richting achterban en we horen De Grote Zon van Spinvis, waarvan de tekst wordt geprojecteerd op de muur onder het orgel. Eefje gaf aan dat ze haar favoriete nummers eigenlijk niet wil ‘coveren’, omdat ze die nummers juist perfect vindt hoe ze zijn. Het doet me denken aan wat ik schreef over het concert dat ik zag in Amstelveen eind vorig jaar en mijn verzoek om toch vooral en alleen eigen nummers te spelen. Na Spinvis neemt Eefje plaats op de bank en naast haar gaat de interviewer zitten. Een beetje onwennig beantwoord ze echter zeer uitgebreid de vragen die haar worden gesteld. Het onverwachte succes van De Koek, de beslissing om voltijd artiest te worden, haar ontwikkeling in de afgelopen twee jaar, de songs voor het nieuwe album die meer samenhang vertonen, het loslaten van te veel nadenken over hoe een nummer in elkaar moet zitten… Ze is open, eerlijk, kwetsbaar, sterk, grappig. Ze vertelt over het ontstaan van een nummer, dat altijd begint met de muziek, die voor haar echt het belangrijkste is. Als het nummer dan bijna af is begint ze met de tekst, meestal een zin die in haar opkomt, wat dan (bij navraag uit het publiek) ook eigenlijk altijd de eerste zin van het liedje wordt, van waaruit ze dan verder borduurt en toch ook veel bijschaaft om de tekst en de muziek zo passend mogelijk te maken.

Na het interview horen we You Said Something van PJ Harvey. We kunnen de tekst weer meelezen vanaf de kerkmuur.

Het tweede deel van de set bestaat dus uit nieuw materiaal. Het is duidelijk herkenbaar; ritmische zang, een net weer apart akkoord, herhaling van woorden, kabbelende gitaar, doorlopende teksten. Bij het nummer En wordt ze begeleid door een man en twee vrouwen, die in het nummer er na ook de gitaar ter hand nemen. Het had een mooie overgang moeten zijn, van dat ene naar het andere nummer, zonder te stoppen. Maar Eefje wordt onderbroken door Annelien die een absoluut gehoor heeft en die haar erop attent maakt dat ze de ‘capo’ moet gebruiken. Mooie overgang? “Mooi niet dus”, grapt ze. Het geeft allemaal niets, want we hangen aan haar lippen, aan haar noten. En als die noten op zijn klappen we, hard en luid en we staan op en klappen nog harder en luider. Als beloning krijgen we een toegift, nog een hap van De Koek.

Als er tijdens het interview wordt gevraagd of er nog vragen zijn vanuit het publiek houd ik mijn mond, ook al zitten ze in mijn hoofd. Middelpunt en belangstelling zijn niets voor mij. Maar als de kerk leeg loopt, richting kelder en winterse koude, begeef ik mij richting het podium, alwaar Eefje staat na te praten met wat mensen die ze kent. Op enige afstand wacht ik beleefd, om er niet zomaar tussen te komen. Ze merkt het op en kijkt naar me. Ik vraag of ik wat mag vragen en stap twee treden naar boven, waardoor ze nog maar één trede hoger staat en ik haar horizontaal in de ogen kijk. Pas dan valt me op wat een mooie grote ogen ze heeft. Ik vraag haar of ze extra zenuwachtig was vanavond, met in gedachten de fouten die ze ook tijdens het eerste, haar zo vertrouwde deel van de set maakte. Extra zenuwachtig was ze inderdaad, voornamelijk door de andere setting en vorm en doordat er op het laatste moment nog een kabeltje moest worden geregeld voor de projector. Maar niet omdat ze zo dicht voor het goed zichtbare publiek stond, want ze heeft al zo veel huiskameroptredens gedaan. Van de foutjes in het eerste deel is ze zich niet eens zo bewust, blijkt. Ze kijkt me onafgebroken recht aan als ze praat en als ze luistert, waardoor haar blauwe kijkers alleen nog maar lijken te groeien. Ik hoor ondertussen dat we helaas nog tot september moeten wachten op haar nieuwe album en ik bedank haar voor vanavond en ze bedankt mij dat ik er was.

September. Dat is nog wel heel lang wachten. Gelukkig raakt De Koek nooit op…

Django Unchained



Een slaaf wordt verkocht aan een premiejager die hem zijn vrijheid geeft in ruil voor het jagen op premies, waarna ze uiteindelijk de vrouw van de slaaf gaan bevrijden uit handen van een gemene plantagehouder.

Even voorbij de helft van de film vraagt ex-slaaf Django (Jamie Foxx) aan plantagehouder Calvin Candie (Leonardo DiCaprio), die met veel omhaal van woorden een slaaf terechtwijst, wanneer hij nu eindelijk klaar is met spelen. Geen idee of Tarantino zichzelf hier bespot, maar het vat goed samen waar de man goed in is, eindeloos vermakelijk ouwehoeren. In zijn debuut Reservoir Dogs werd deze toen nog vernieuwende aanpak al direct onder onze neus geschoven in de openingsscène waarin een aantal zware jongens  in een restaurant zitten te keuvelen over Madonna en het geven van fooi. Onvergetelijk is de bijbelse speech van Jules Winnfield (Samuel L. Jackson) alsook het verhaal over een horloge van Captian Koons (Christopher Walken) in Pulp Fiction. In Christoph Waltz vond Tarantino een Oscar winnaar. Waltz wist op geheel eigen wijze Tarantino’s idioom naar zijn hand te zetten, zoals in de ook al weer beroemde beginscène van Inglourious Basterds.

Vernieuwend is het allang niet meer, maar kenmerkend des te meer. Dus ook zijn nieuwe film hangt van scènes aan elkaar waarin er veel en uitgebreid wordt gepraat, waarin Waltz zijn typische wijze voortzet en een geduchte vocale tegenstander treft in DiCaprio, die iets schmierender uit de hoek komt bij tijd en wijle. Toch heb ik het gevoel dat het trucje een beetje heeft afgedaan. Misschien ook omdat het niet altijd even scherp wordt toegepast, zoals in de op zich grappige scène met (het ontstaan van) de Ku Kux Klan die eigenlijk een stille dood sterft omdat er veel te lang op door wordt gegaan. Misschien ligt het er ook aan wie de woorden uitspreekt, want als oudgediende Samuel L. Jackson met Uncle Ben’s-achtig uiterlijk eenmaal zijn intrede doet, veegt hij eigenlijk met iedereen de vloer aan en moet ik voor het eerst echt lachen.

En natuurlijk kent de film mooie visuele vondsten, zoals de wiebelende kies op de huifkar, de neger die op sneeuwschoenen in een winters landschap op een sneeuwpop zijn schietkunst oefent en katoen dat met bloed wordt besmeurd. En natuurlijk komt er een reeks aan oude bekenden langs, van Tom Savini (met honden) tot Zoe Bell (achter zakdoek). En natuurlijk is de muzikale score weer een potpourri van Ennio Morricone tot 2Pac, van Requiem tot Five-Thousand-Dollar Nigga's and Gummy Mouth Bitches. En natuurlijk is er een bloedbad…

Het is 165 minuten Tarantino, die weer een vinkje achter een genre kan zetten, die nog altijd volle zalen trekt, maar die zijn hoogtepunt al jaren geleden heeft bereikt en zich in een onuitputtelijke wereld van filminvloeden toch beperkt tot het trucje waar hij goed in is. Eindeloos vermakelijk ouwehoeren. In welk genre dan ook. En hoe aardig dat ook is, jammer is het ook.

Gangster Squad



In de linkerhoek hebben we Mickey Cohen (Sean Penn), een ex-bokser die nu als gangster de scepter wil zwaaien in Los Angeles, alwaar hij met drugs, hoeren en gokken genoeg geld binnen haalt om rechters en politie in zijn zak te hebben. In de rechterhoek staat Sgt. John O’ Mara, een politieman van het type ruwe bolster blanke pit, hardboiled, niet al te snugger maar met het hart op de juiste plek, die in opdracht van zijn chef in het geheim een team samen gaat stellen om Cohen lam te leggen. Geen arrestaties, geen glorie, geen promotie.

Het is vlak na de oorlog en ondanks het feit dat O’ Mara’s zwangere vrouw hem zegt: “war is over, stop fighting, come back to me”, ziet ze in dat er een nieuwe oorlog aan de gang is tegen de misdaad en dat ze John als trouwe en goudeerlijke wetsdienaar beter kan helpen in het samenstellen van het ultieme team.
De groep van ‘ultimate avengers’ gaat ietwat als een kip zonder kop tekeer tegen alles waar Cohen een vinger in heeft en haalt zich de woede van deze gangster op de hals, die zich natuurlijk niet zomaar gewonnen geeft. Een strijd ontvouwt zich tussen goed en kwaad, met voor- en tegenspoed, met een einde dat is te voorspellen, maar de weg er naar toe is zeer genietbaar.

In deze film geen tint grijs (laat staan vijftig). Het is klip en klaar wie goed is en wie slecht, zelfs als een goede met een slechte werkt. Dat maakt het ondubbelzinnig en daardoor genietbaar als zodanig. Die hoedanigheid uit zich dan verder in treffende locaties, mooie kleding, prachtige typetjes, ‘a dame to kill for’ en heerlijke oneliners. Zoals wanneer O’ Mara probeert de ‘smooth operator’ Sgt. Jerry Wooters (Ryan Gosling) te rekruteren, die hem een passend antwoord geeft: “The whole town is under water and you’re grabbing a bucket when you should be grabbing a bathing suit”. Of om de kip zonder kop aanpak, maar het vertrouwen in elkaar te onderschrijven als de ‘gangster squad’ een inval gaat doen: “You’re sure we can pull this off?” “No.” “Let’s do it then.” Ondertussen vliegen er meer kogels rond de oren dan dat er woorden uit de monden komen.

Qua onderwerp valt de film natuurlijk goed te vergelijken met The Untouchables van Brian de Palma, maar Gangster Squad mist de signatuur van een auteur om een echt hoge score mogelijk te maken. En hoewel het auteurschap van de Palma omstreden mag zijn, zijn signatuur was onmiskenbaar. 

maandag 21 januari 2013

Exit Humanity



Tijdens de Amerikaanse burgeroorlog houdt een soldaat een dagboek bij. Het is eigenlijk een studie van de levende doden. Zijn vrouw heeft hij al moeten doden en begraven en zijn zoon is spoorloos. De enige mensen die hij tegen komt zijn ondoden. Hij vangt er eentje, probeert wat dingen uit om tot de conclusie te komen: “death is the only solution”. En dus rijdt hij moederziel alleen op zijn paard door het land, zich afvragend “what force is behind this all” ondertussen zijn conclusie uitvoerend.

We horen alles in een dodelijk vermoeiende voice-over van een afstammeling die uit het dagboek voorleest. Daarbij gaat deze film traag. Erg traag. Iemand had dat dagboek moeten herschrijven. Er wordt te veel en te lang stil gestaan bij zaken de niets toevoegen. Als hij tot de conclusie komt “I know what I have to do” ben je als kijker al een kwartier geleden tot datzelfde inzicht gekomen.

De soldaat gaat door verschillende stadia van verwerking van alle pijn en verdriet, met woede en wanhoop en toch uiteindelijk ook weer een doel. Op weg daar naar toe komt hij in aanraking met andere overlevenden, die hem op zijwegen doen belanden en hem doen beseffen dat veel levenden een stuk onmenselijker zijn dan de ondoden. Die weten immers niet beter. Toch is er een lichtpuntje. ‘A new hope’ (nudge nudge wink wink)…

Bijna twee slepende uren later blijkt er nauwelijks een verhaal te zijn geweest, is er een moraal te bespeuren (‘don’t fuck with the dead or the dead fuck with you’) en heb ik een tergend saaie existentiële zombiefilm achter de kiezen, die nauwelijks was weg te kauwen.

Wound



Een man met een foute stropdas belt aan bij een huis. Een vrouw doet open. Het is zijn dochter. Ze laat hem binnen en slaat hem neer met een honkbalknuppel. Ze zet een masker op, wurgt hem met een koord en knipt zijn penis af. Na deze daad gaat ze tussen haar poppen zitten en zingt zachtjes een liedje.

W.T.F. zal je denken, zoals ook ik dacht. Met deze openingsscène hebben we wel meteen het meest heftige in deze wat vreemd artistieke film uit Nieuw Zeeland gehad en duiken we dieper in het leven van Susan door middel van BDSM rollenspel, drollen in aluminiumfolie, obsessie met spoorweggeluiden en een verloren dochter.

W.T.F. zal je denken, zoals ook ik dacht. Maat laat je rustig meevoeren en de meeste zaken zullen duidelijk worden (op die spoorwegobsessie na dan). Als je de gedachte vast wilt houden en verder niets wilt weten, dan moet je niet verder lezen.

Susan is in therapie en krijgt medicijnen. Er zijn steeds meer aanwijzingen dat alles wat je ziet in haar gemankeerde hoofd afspeelt, waarvan delen waar zijn en andere delen niet. De medicijnen die ze krijgt werken niet goed. Susan is een getormenteerde ziel die alle ellende uit haar verleden maar niet te boven kan komen. Het is een niet te helen ‘wound’.

Helaas is de film iets te bizar om er emotioneel echt betrokken bij te raken. Dat is jammer, want er worden heftige zaken behandeld die beter verdienen.  

Premium Rush



In de tijd dat ik nog voor EMS (Express Mail Service, onderdeel PTT Post wat nu TNT is) werkte, voor de afdeling stadskoerier, waren er bikkels op fietsen die pakjes bezorgden. Aparte types, zoals ook de bromfietskoeriers weer geheel anders aparte types waren. Met stalen spieren fietsten ze zo hard ze konden op hun stalen ros door de straten van Amsterdam om de deadline te halen en het pakketje op tijd te bezorgen. Ze bestaan nog steeds. In Amsterdam, maar ook in New York. Het is echter toch van een andere orde om daar te fietsen. Of moet ik zeggen te overleven. Fietsers zijn in Nederland aardig beschermd. In New York niet. Fietsen in New York kan levensgevaarlijk zijn. Veel ongelukken gebeuren als mensen uit taxi’s willen stappen en dan gewoon zonder te kijken hun deur open doen. Als je net op je fiets aankomt met enige vaart wordt je als een raket gelanceerd. Hoewel niet verplicht is het daarom slim om een helm te dragen…

“Fixed gear, steel frame, no brakes”. Het is de fiets van Wilee (Joseph Gordon-Levitt) - waarmee hij binnen de aparte groep van fietskoeriers nog een apartere groep vormt (fixed gear = één versnelling, géén remmen) - die een aangepaste vorm van fietsen vereist. Snelheid maak je er wel mee. Wilee is de beste, de snelste. Een opdracht vanuit de centrale volgt: document ophalen op een Universiteitsterrein en afleveren ergens in Chinatown. Binnen een bepaalde tijd natuurlijk. Het is tevens het tijdsframe van de film. 5:33 PM – 7:00 PM.

Wilee haalt de brief op bij een Chinees meisje dat hij vaag kent en enigszins gespannen overkomt. Als hij weer op zijn fiets wil stappen komt er een man (Michael Shannon) achter hem aan die beweert van de universiteitsbeveiliging te zijn en het document terug eist. Wat volgt is een kat en muis spel door de straten van New York, waarin de man - die een corrupte politieman met gokschulden is – er alles voor over heeft om het document van Wilee af te pakken.

Wat er zo belangrijk is aan dat document komen we via slim toegepaste terugblikken van wat er nog meer die dag is gebeurd te weten. Alles draait om die race tegen de tijd en de achtervolging, waarbij we meteen een deel van New York te zien krijgen. Rivaliteit met een andere fietskoerier en een ontluikende romance komen ook aan bod, maar ook die zijn verweven met de race. Tijdens de supersnelle en levensgevaarlijke capriolen die Wilee uithaalt om zich een weg door het verkeer te banen wordt er een leuk trucje toegepast, waarbij je hem in zijn hoofd diverse verkeerssituaties ziet visualiseren om de juiste weg tussen alle obstakels door te kiezen.

Joseph Gordon-Levitt heeft zich de laatste jaren steeds meer in de kijker gespeeld met zeer leuke rollen ((500) Days Of Summer, Hesher en 50/50) en mag sinds kort meedoen in grote producties (Inception, The Dark Knight Rises en Looper). Hopelijk blijft hij ook wat kleinere films als deze Premium Rush doen, die op lichtvoetige en humoristische wijze een bekend onderwerp met een originele invalshoek laat zien.