donderdag 29 augustus 2013

Blue Jasmin


Jasmin is de naam die ze zelf heeft aangenomen omdat die beter klinkt dan Jeanette. Blue is ze omdat haar leven in puin ligt. Ze klopt aan bij haar volkse zus Ginger die haar onderdak verschaft, ook al werd die zus geen blik waardig gegund toen ze nog puissant rijk was en in New York woonde met haar man Hal. Jasmin is vol van zichzelf en totaal in de war. Ze heeft torenhoge schulden en reist toch eerste klas, omdat ze niet anders gewend is. Via terugblikken zie je niet alleen hoe het zo ver is gekomen, maar ook hoe de verhouding met haar zus eigenlijk is verstoord. Het geeft tevens een beeld van hoe Jasmin in het rijke leven stond, waar ze niets te wensen had zolang ze maar af en toe de andere kant op keek, als haar man met niet al te frisse zaken bezig was. Het is een uiterst slimme zet in deze tragikomedie (met de nadruk op het eerste deel van het woord) als blijkt dat de terugblikken eigenlijk herinneringen zijn van Jasmin die zo levendig in haar geest opdoemen, dat ze hardop tegen zichzelf begint te praten.

Nu heeft ze niets meer, is ze afhankelijk van de goedheid van haar zus, clasht ze enorm met het milieu waar ze in is beland en weet ze niet zo goed wat ze moet aanvangen met de rest van haar leven. “I want to become something substantial”, mijmert ze, terwijl ze drank en pillen achter over slaat en steeds meer een ‘nervous wreck’ wordt. Er zit niets anders op dan een baan te vinden en een cursus te volgen om het leven weer op te pakken, maar als zich een sluiproute naar haar oude leventje aandient, liegt en bluft ze zich die kant op. Goedgelovige Ginger is ondertussen niet ongevoelig voor de adviezen van haar zus inzake mannen, wat haar leven er ook niet gemakkelijker op maakt.


Woody Allen levert met deze film weer een hoogtepunt in zijn oeuvre af. Met dank aan zijn fantastische script, maar vooral door het fenomenale acteerwerk van Cate Blanchett als het zielige hoopje mens dat zichzelf Jasmin noemt. Het is daarbij ontzettend knap dat deze onaangename dame toch een gevoel van mededogen oproept en je als kijker ondanks alles hoopt dat het goed met haar zal komen. Tel daarbij het goede tegenspel van Sally Hawkins (Happy Go Lucky) en leuke bijrollen van Bobby Cannavala en Michael Stuhlbarg (beide kopstukken uit Boardwalk Empire) op en je hebt een topfilm.

The Bling Ring


De TV-versie heb ik enige tijd geleden al gezien en besproken. Nu dan de filmversie van Coppola.
Ze begint haar film zoals veel films beginnen, met een hoogtepunt. Een groepje jongeren klimt over het hek van een villa, maakt de niet afgesloten schuifpui open, gaat naar binnen en betreedt het mekka van fashionistas, het ‘inner sanctum’ van Paris Hilton’s crib. “Let’s go shopping”, roept één van de meisjes.

Vervolgens gaan we een jaar terug in de tijd en het (bekende) verhaal ontvouwt zich van hoe op een school voor ‘moeilijke’ kinderen Rebecca (Katie Chang) nieuwkomer Marc (Israel Broussard) al snel op het verkeerde pad brengt. Hij is een nerd met issues en voelt zich iemand worden als hij met haar is. Zijn beste vriendin. Het gaat van openstaande auto’s leeghalen, via spullen stelen uit niet afgesloten woningen naar datzelfde doen in de huizen van de ‘rich and famous’. Je kunt op internet  lezen of men thuis is, de woningen zijn niet of slecht beveiligd en men heeft zoveel kleding en juwelen dat het niet zo snel wordt opgemerkt dat er iets kwijt is. Het huis van Paris Hilton doen ze wel vijf keer aan! Gelegenheid maakt de dief, zou je kunnen zeggen. Voor deze jongeren van de OMG / Selfie generatie moet het een droom zijn die uitkomt. Maar het moet natuurlijk wel bevestigd worden door de vriendenkring. Het groepje van dieven breidt zich uit met nog enkele vriendinnen en via internet (foto’s) en de vriendenkring (opscheppen) wordt er geen geheim gemaakt van hun buit. Dit wordt dan ook hun ondergang.

Coppola pakt het in haar film iets subtieler aan dan de tv-versie, waardoor je gevoelsmatig dichter bij het onderwerp en de personages komt. Hoewel nergens echt een vinger wordt gewezen, zijn er diverse bronnen die mogelijk van invloed zijn op de jong volwassenen, wat hun gedrag kan bepalen. Rijke ouders die een holle frasen leer van nepspiritualiteit overbrengen, rolmodellen als Paris Hilton, die alles hebben zonder ook maar iets te hebben gepresteerd en dit gegeven uitmelken en nog rijker worden en muziekartiesten die het wereldje van geld, snelle auto’s, feesten, drugs en drank nog even ondersteunend verheerlijken. Coppola past het zelf ook toe, als ze (wederom) een zeer vette verzameling tracks onder haar film zet, van Sleigh Bells tot Reema Major. “Live fast, die young, bad girls do it well” zingt een meisje mee met de track van MIA als ze in de auto zit. “My chain hits my chest, when I’m banging on the dashboard”. Life imitates art. Wie geeft er om een boodschap?!

Gebaseerd op een artikel van de Vanity Fair met de titel The Suspect Wore Louboutins is al snel duidelijk dat Coppola de leidraad van dit artikel strikter volgt dan de tv-versie. Er zitten veel minder voice-over-achtige bespiegelende overpeinzingen in, die wat mij betreft helemaal weggelaten hadden kunnen worden. Ook verdwenen is de (fictieve) rol die de politie (en zeker de inspecteur) toegewezen kreeg in de tv-film, wat goed uitpakt, omdat het dichter bij de waarheid blijft en het verhaal zich focust op de groep en hun daden. Slimme zet is dat enkele echte ‘celebrities’ als zichzelf in beeld komen, maar Gavin Rossdale in de rol van louche clubeigenaar prikt die ballon van realisme dan weer door, want het is Gavin Rossdale die een louche clubeigenaar speelt. Dat geldt ook voor Emma Watson, de enige bekende actrice tussen de leden van The Bling Ring, vanwege het hiervoor genoemde effect, versterkt door het feit dat ik bij haar als enige het idee had dat ze aan het acteren was.

De film op zich zit goed in elkaar, kent een aantal artistieke shots (zoals het steadyshot van het huis van Audrina Patridge dat door Rebecca en Marc wordt leeggehaald) en geeft een goed beeld van de YOLO instelling, zonder stil te staan bij de gevolgen er van. Want die kinderen die zich zo volwassen voelen, huilen toch om mama en papa als het mis gaat. Misschien moeten mama en papa de boel toch iets beter bijsturen?

Ps. Het wachten is op het Droste effect. De jonge actrices die de rollen speelden van de meiden uit de ‘Bling Ring’ staan nu op rode lopers met dure merkkleding, posten selfies, krijgen aanbidders die ook wel wat willen dragen van hun nieuwe idolen… 

woensdag 28 augustus 2013

No One Lives


Een meisje rent schaars gekleed al gillend door een bos. Je zou ze de kost moeten geven, die meisjes die een film op deze manier openen. Het meisje in kwestie was ontvoerd, wist te ontsnappen maar ontkomt toch niet aan haar achtervolger.

Na deze proloog treffen we een stel (man & vrouw) die onderweg zijn. Daarnaast zien we een gewelddadige bende. Aldus vormt zich een driehoek. Als het stel wordt geconfronteerd met de bende wordt niet alleen duidelijk wat de connectie is met het vermiste meisje, het gebeurt op zeer verrassende wijze. En daar blijft het niet bij. Verrassingen te over in deze film van Ryûhei Kitamura (Versus, Azumi) en scriptschrijver David Cohen (debuut!).

We zijn getuige van het werk van een psychopaat, die even welbespraakt is, als inventief in het uitvoeren van zijn taak. Daarbij blijft het lange tijd onduidelijk wat zijn verhouding met het ontsnapte meisje nu eigenlijk is, waardoor het aftellen van lichamen niet het enige is dat je bezig houdt. Met onverwachte acties, slimme vondsten, America Olivo die haar borsten weer eens in de strijd gooit en de gore-meter die in het rood gaat is deze bloedhond meer dan tevreden met deze heerlijk onzinnige en tegendraadse B-film.

Victim: “Why are you doing this to me?”
Psychopath: “It keeps me fit.”
V: “But I didn’t do anything wrong!”
P: “Then I guess you’re just unlucky…”


En met de titel van de film in het hoofd kun je er bij voorbaat zeker van zijn dat er geen losse eindjes zijn!

Mud


Er gebeurt eigenlijk niet zo heel veel in Mud en wat er gebeurt is daarom misschien juist niet in de lijn der verwachting. Twee jonge jochies wonen langs een rivier in Arkansas en vinden op een eiland een boot in een boom. Daar blijkt een man zich schuil te houden. Hij zegt te wachten op zijn vriendin om er daarna vandoor te gaan. En ja, ze zitten achter hem aan, vandaar dat hij zich schuil houdt. Hij kan wel wat hulp gebruiken en de jongens zijn hem van dienst. Dat is het grootste deel van het verhaal. Maar het knappe van de film is dat er ook niet zo veel hoeft te gebeuren, want dit gegeven, de interactie tussen Mud (Matthew McConaughey als de vluchteling) en de twee jongens en die tussen de jongens en de overige personages is rijk genoeg om een boeiende film af te leveren.

Dit is Arkansas, waar je als jong jochie al op een crossmotor mag rijden (zonder helm), mobieltjes of Wifi ver te zoeken zijn en het avontuur zich nog in de echte wereld afspeelt, waar mensen namen hebben als May-Pearl, Neckbone en Mary-Lee. Maar ook hier komen problemen voor die van invloed zijn op het gedrag van de jongens. Ouders die misschien gaan scheiden, het verlies van de boot en dus geld omdat de rivier je inkomsten verschaft, vertrek naar de stad waar je niets te zoeken hebt.

Waarom zou je zo’n vreemde, mysterieuze man waar de politie naar op zoek is eigenlijk vertrouwen? Hij lijkt oprecht genoeg om te kunnen vertrouwen, geeft antwoord op hun vragen. Maar het is vooral wat de jongens in hem zien. Een stukje van henzelf. Ellis is de romanticus, de ridder op het witte paard die niets liever wil zien dan dat Mud met zijn geliefde wordt herenigt en weg kan rijden naar de zonsondergang. Neckbone is pragmatisch en vooral bezig met wat het hem op zal leveren. Gehard door omstandigheden. Hij is zijn ouders kwijtgeraakt op zeer jonge leeftijd, net als Mud. En Mud, Mud is een groot stoer kind, dat niet bijster intelligent is, maar het hart op de goede plek lijkt te hebben zitten, maar misschien wat verblind is door de liefde voor zijn meisje.


De wereld door de ogen van deze drie lijkt simpel. Is de volwassen wereld complexer of maken we het onszelf zo moeilijk? Er zitten natuurlijk wat haken en ogen aan het verhaal, maar dat is voornamelijk door wat de overige personages er aan toevoegen. Als kijker ben je misschien ook geneigd het moeilijker te maken dan het is. De film dwingt je terug te gaan naar de basis en doet dat op een mooie manier.

zaterdag 24 augustus 2013

Can’t Stand Losing You – Surviving The Police


Het is 4 oktober 1983. We (mijn vriendin die nu nog altijd mijn vrouw is, haar nichtje, een vriend en ik) staan met z’n vieren voor het hotel in Rotterdam waar Sting, Stewart en Andy zich bevinden. Op slinkse wijze is mijn vriendin er achter gekomen welk hotel dat is. Gewoon bellen en zeggen dat je van bloemisterij zus en zo bent en een boeket bloemen hebt voor de heer Sumner. Of die inderdaad in het hotel zit. Toen kon dat nog. Na een hotel of drie heeft ze beet. Het Hilton. We staan een tijdje voor de deur te wachten. We zien Ad Visser die een interview gaat doen. Men vraagt ons niet voor de deur te blijven hangen, dat we een seintje krijgen als ze naar beneden komen. We vragen aan Ad of hij handtekeningen wil regelen voor ons en dat belooft hij. Mijn vriendin en haar nichtje hebben iets gemaakt voor Sting en dat willen ze graag aan hem overhandigen. Dat mag niet, maar we mogen wel naar zijn kamer bellen (!). Mijn vriendin krijgt eerst Kim Turner (manager) aan de lijn, die de telefoon vervolgens aan Sting geeft (!), die met een slaperige stem zegt dat hij wakker is gebeld. Ze biedt haar excuses aan en vraagt toch of hij beneden wil komen om een cadeau in ontvangst te nemen. Twee dagen er voor was hij namelijk jarig. Helaas wordt dat hem niet, maar een medewerker van het hotel zegt dat hij het cadeau aan Sting af zal geven. We gaan naar buiten op de stoep zitten, aan de rustige zijkant van het hotel, waar we wachten op wat we hopen dat misschien nog gaat gebeuren: een ontmoeting. Na een tijdje rondhangen zien we plotseling wat beweging achter de gordijnen van het raam van één van de (vele) kamers, precies aan de zijde waar we zitten te wachten. Het is Sting, die het cadeau (een grote zelfgemaakte kaart) voor zijn raam zet en naar ons zwaait. We beginnen ‘happy birthday’ te zingen en zien dat Sting met zijn vingers de maat slaat.  

Het wordt al laat, het concert zal straks beginnen en Ahoy is enige metrohaltes hier vandaan. We moeten niet te laat weg hier, maar we willen eigenlijk wachten op het moment dat het trio het hotel zal verlaten. Het geluk is aan onze kant, want we krijgen te horen dat ze naar beneden komen. Allereerst komt Stewart Copeland op ons aflopen. We zijn een beetje ‘starstruck’ en weten niets te zeggen. Hij loopt ons straal voorbij en stapt in een voorgereden limousine die meteen vertrekt. Enkele minuten later komt Andy Summers de lobby in. In een wanhopige poging om de man een halt toe te roepen vraagt mijn vriend aan Andy: “aren’t you Andy Summers?”, waarop hij (zeer gevat en grappig, al vonden we dat op dat moment niet) antwoordt: “no, I just look like him”, langs ons heen loopt, ons verder negeert en in de volgende limo stapt die ook weg rijdt. Hebben we daarvoor al die tijd staan wachten? Maar goed, het gaat de meiden voornamelijk om Sting en wanneer die als laatste de lift uitkomt zorgen we er voor dat hij er ongeveer niet door kan. Hij blijkt iets vriendelijker, bedankt voor het cadeau en zet één handtekening, waarna ook hij in een aparte limo stapt en richting Ahoy wordt gereden. Mijn vriendin heeft het niet meer en zegt de historische woorden: “ik heb hem aangeraakt”.

We rennen naar de metro om zo snel mogelijk bij Ahoy te geraken. Als we de zaal inlopen zien we dat de immense zaal al helemaal vol is. We ‘lopen op de maan’ en voelen ons sterren die zelf op komen treden als we langs iedereen naar voren lopen en onze zitplaatsen opzoeken. We zien wat bekenden van school en roepen ze een jaloersmakend “we hebben ze ontmoet” toe en lopen nog verder naar voren om uiteindelijk vlak voor het podium op de derde rij plaats te kunnen nemen. We zijn gearriveerd, het concert mag gaan beginnen…

Vier blaagjes waren we, met een schaamteloze fan-ervaring op zak.

In de documentaire Can’t Stand Losing You maakt Andy Summers op een gegeven moment duidelijk hoe hij zich tijdens die periode voelde: “We speed away from shows in three seperate limo’s. It’s either take off instantly or be trapped in the building for several hours. It’s a peculiar anti-climax to go within minutes from a burning stage with crazed auditorium to the solitude and roaring silence of your pastel papered hotel room. (…) I’m very specific about my needs: I don’t ever wanna see a freeway let alone hear it. No male fans within a ten mile radius, ever. Leave me the fuck alone until gig time. (…) I’m a rock ‘n’ roll asshole, emaciated millionaire prick and fuck everything”.

Dat was geen ‘happy place’ waar hij zat en het verklaart zijn houding betreffende onze ontmoeting. Hoe het zo ver is gekomen vertelt Andy in de documentaire die gebaseerd is op zijn boek One Train Later. Het is een soort beknopte samenvatting in beeld en geluid. Je hoort zijn stem letterlijk (de soms wat hoogdravende) teksten uit zijn boek oplezen. Een kort overzicht van zijn jeugd, de bands waarin hij heeft gespeeld vóór The Police, de ontmoeting met Sting en Stewart en een droom die uitkomt en een nachtmerrie wordt. Je vraagt je af hoe ze het überhaupt nog vijf albums lang hebben uitgehouden met elkaar. Aan het einde lijkt het op naar je werk gaan waar je geen zin in hebt, met collega’s die je niet uit kan staan. Maar het betaalt zo goed.
Het portret is niet bijzonder indringend, maar het geeft een verhelderende blik op de ontwikkeling van deze wereldband, die zeer snel tot grootse hoogte kwam door de drie grote ego’s, maar er net zo snel aan ten onder ging. De hele periode duurde maar een jaar of zeven.

Net als in het boek worden beelden van vroeger gelardeerd met beelden van hun reünie-tour uit 2007 en voelen de bespiegelingen die Summers over ons uitstort als van een wijs geworden opa, die toch nog één keer het positieve gevoel van vroeger wil terughalen met de band die zijn leven heeft getekend. Ik hoop dat dit voor hem is gelukt. Of dat hij op zijn minst zijn pensioengat heeft kunnen dichten. Voor mij liep die herbeleving helaas uit op een teleurstelling.


Het mooiste fragment van de documentaire is als (de oude) Andy door de kleine straatjes van een Japanse wijk loopt, foto’s maakt en opeens een karaoke versie van Every Breath You Take uit een bar hoort komen. Hij gaat de piepkleine kroeg binnen, gaat naast de man staan die met het nummer meezingt en zingt vervolgens met hem mee zonder dat iemand hem herkent. Pas als het nummer is afgelopen, trekt Andy zijn muts van zijn hoofd en wordt hij herkent door de aanwezigen die hun ogen niet kunnen geloven. Een magisch momentje voor iedereen, de kijker inbegrepen.

vrijdag 23 augustus 2013

The Heat


Ik heb me laten verleiden door een headline: “nog leuker dan bridesmaids”. Het was de kop van een recensie met vier sterren als waardering. Ach, waarom ook niet, dacht ik.

Koppel een dikke vuilbekkende undercover straatagente met een klein hartje aan een zelfingenomen niet vloekende geslaagde FBI  tante in een mantelpakje, zet ze op een zaak en de actrices en het script doen de rest. Nou ja, gedeeltelijk dan. Dat script laat nog al eens te wensen over. De schrijver was waarschijnlijk te druk bezig met het schrijven van de dialogen tussen Melissa McCarthy en Sandra Bullock om er nog een interessant verhaal omheen te verinnen. Op zich niet zo erg, want zowel McCarthy als Bullock gaan lekker te keer en bij genoeg grappen doet het verhaal er niet zo toe. Laat daar nu het grootste probleem zitten: het gebrek aan grappen. Grappige situaties zijn er überhaupt niet zo veel (de dans in de bar is aardig). De lach moet komen van de dialogen die maar af en toe echt raak zijn. Dus de hele film zit je te wachten op leuke vondsten en dat wachten maakt dat je nergens in een lachstuip komt, want daar is meer voor nodig (letterlijk en figuurlijk).

Bridesmaids was gelaagder, had iets meer verhaal en kende meer diversiteit, waardoor ik me daar beter bij heb vermaakt. De gekte van McCarthy was daar ook extremer. Het lijkt alsof ze in haar rol als agent in The Heat net iets te veel wordt teruggehouden door hoger hand (FBI, leidinggevende, regisseur?) alhoewel haar getier tijdens de zoektocht naar de ballen van haar baas om van te smullen is.

Ps. Over photoshoppen gesproken!

Kick-Ass 2


De film zit er vol mee: zelfbevlekking. Laat ik dat ook doen en uitgaan van wat ik over Kick-Ass schreef op 17 april 2010.

“In de maak is dan ook nog ‘American Jesus’, een alweer verrekte goed idee van een normaal jongetje dat denkt, c.q. er achter komt dat hij de reïncarnatie van Jezus Christus is. Het eerste deel van de comic is al uit en ik zit nog altijd in spanning te wachten op het vervolg.”

Een voorbeeld van de zelfbevlekking is dat er in de kamer van Kick-Ass / Dave Lizewski een poster hangt van American Jesus, een comic van Mark Miller (schrijver van de comic Kick-Ass), wat een trilogie had moeten worden (als comic) en een film. De spanning van het wachten op de comic is omgeslagen in apathie (wachten kan ook te lang duren) en de film is er ook nog niet. Volgens een bericht van een jaar geleden zouden de comic en de film gelijktijdig (zie ook Kick-Ass) moeten uitkomen in 2013/2014. Ik heb zo’n vermoeden dat ie voorlopig nog blijft steken in ‘development hell’.

“De grote kracht van de film, het verhaal, is dat het alle clichés op zijn kop zet. Je weet daardoor nooit wat je kunt verwachten, welke kant het uit zal gaan.”

De grote zwakte van Kick-Ass 2 is dat alle clichés die op zijn kop waren gezet door zijn getuimeld naar de normale stand waarin je precies kunt verwachten welke kan het uit zal gaan. Er is weinig vernieuwends te ontdekken in dit vervolg.

“En de vloekende vechtmachine? Het meisje? Het meisje is Hit Girl. Een jaar of 10 oud. Ze neemt geen blad voor de mond en kijkt niet op een lijk meer of minder. Hit Girl is dé hit van de film. Hit Girl ROCKS!”

Hit Girl is ondertussen onderweg naar volwassenheid, wat alles een stuk minder ‘edgy’ maakt. Ze schopt ook in deel twee weer als beste kont, maar de makers zijn wat haar betreft flink afgeweken van de comic. In een comic kun je altijd dezelfde leeftijd blijven. Chloë Grace Moretz wordt met de dag ouder. Het hele verhaal met de populaire meisjes op school is nieuw, een gevolg daarvan en wat mij betreft het saaiste deel van de film. Er is verder meer nadruk gelegd op de komische kant van het verhaal, wat zich bijvoorbeeld uit in een grappigere outfit voor ‘The Motherfucker’, een lollig einde en minder heftig geweld, in tegenstelling tot de nihilistische aanpak in de comic, waar kinderen worden afgeschoten, de kolonel eindigt met de kop van zijn dierbare herder om zijn eigen hoofd en Hit Girl wordt afgevoerd door de politie.

Is er nog iets positiefs te melden dan? Als je het nergens mee vergelijkt is het een onderhoudende film waar je genoeg lol aan kunt beleven. Maar ik ben bang dat ik me er weinig van zal herinneren over twee jaar, voornamelijk omdat er een deel één bestaat die iets nieuws had te bieden. Wat dat betreft is de comic niet veel anders. Ik wist niets meer van het verhaal en moest die tweede serie er bij pakken om na te gaan wat de verschillen zijn met de film.


Chloë Grace Moretz mag zich als outcast in de pubertijd onder druk van de populaire meisjes nogmaals uiten in de remake van Carrie binnenkort. Hoewel het beter past bij haar leeftijd houd ik mijn hart vast. Ik vrees een gematigde aanpak. Ik zie de ster nog niet zo snel naakt en maandelijks bloedend onder de douche vandaan komen, om maar eens de beginscène van de Brian De Palma klassieker aan te halen.  

You're Next


Gisteren deze film gezien. Meteen viel me op dat er links zitten tussen de verschillende acteurs, regisseur… Zo speelt Ti West een rol (die van filmmaker!), terwijl hij zelf diverse horror films heeft geregisseerd/geschreven (The House Of The Devil, V/H/S, The ABS’s Of Death). Ti kent acteur Joe Swanberg dan weer van Second Honeymoon, het door hem geregisseerde segment uit V/H/S, kent Joe collega A.J. Bowen dan weer van het beklemmende A Horrible Way To Die en komen de zaken uiteindelijk samen bij de regisseur van You’re Next, Adam Wingard, die een vinger in de pap had bij alle hiervoor genoemde films. Zie ik echter vandaag in het Canadese Rue Morgue magazine als ik deze snel doorblader dat bij een artikel over You’re Next een heel schema zit waarbij de connecties tussen alle betrokkenen onder het kopje ‘The Pack’ zijn gerangschikt. Dus voor een volledige stamboom moet je dat blad er bij nemen en dan kun je meteen een groot artikel lezen over Frankenstein’s Army en Richard Raaphorst!  

Terug naar de film. Die begint met het bekende werk. Een woning, gemaskerde belagers en twee moorden om de toon te zetten. Een soort van proloog. Heb ik uw attentie? Ja hoor… Vervolgens worden er diverse karakters geïntroduceerd. Vader en moeder, die zoveel jaar getrouwd zijn en dat gaan vieren in hun mooie maar erg afgelegen (natuurlijk) woning met hun kroost bestaande uit drie zonen en een dochter, die allemaal hun ‘better half’ meenemen. Ik tel dus tien kleine biggetjes. Als kijker weet je meer dan de personages. Je weet dat deze nietsvermoedende mensen ten prooi zullen vallen aan die belagers. Een element van dreiging die bij de kijker alvast de spanning opbouwt. Maar voordat het zover is, merk je dat dit niet zo maar een doorsnee slasher gaat worden. Daarvoor wordt er te veel tijd besteed aan de diverse karakters en hun niet altijd even vriendelijke houding ten opzichte van elkaar. Zoals dat in wel meer families gaat: we doen het omdat het hoort, maar ondertussen ergeren sommige mensen zich kapot aan elkaar. Die ergernissen dreigen te gaan ontsporen bij het gezamenlijke diner, maar krijgen de kans niet als het noodlot toeslaat en de eerste dode valt. De naast het tweede slachtoffer in bloed geschreven tekst “you’re next” doet vermoeden dat de moordenaars alle biggetjes af zullen gaan. Maar één biggetje geeft zich niet zomaar gewonnen…


Hier doe je het dan weer voor. Al die slechte (slasher-)films kijken om dan heel af en toe toch nog een goede te vinden. De film doet namelijk heel veel goed, ook al is niet alles even voor de hand liggend, voor wat betreft de handelingen ten aanzien van het probleem dat zich aandient. De film is vrij bruut, zonder dit uit te buiten in over te top splatter. De toon is serieus, wat zeg ik, beklemmend en angstaanjagend en hoewel de clou wat vergezocht is (en verder niet wordt onderbouwd), neem je dat voor lief, omdat je totaal meegaat met dat ene biggetje dat zoveel mogelijk nuchter en praktisch probeert te handelen, om anderen en zichzelf te kunnen redden. Een aldus geslaagde variant op het zo bekende thema.   

woensdag 21 augustus 2013

Comic-Con Episode IV: A Fan's Hope


Morgan Spurlock werd bekend door zijn geslaagde documentaire Supersize Me, waarin hij een maand lang bij McDonalds gaat eten, elke keer positief moet antwoorden op de vraag of hij zijn maaltijd ‘supersized’ wil hebben en zich gedurende deze periode laat checken door artsen om te zien wat het effect is van het ‘junkfood’ op zijn lichaam. Na o.a. het interessante The Greatest Movie Ever Sold (geheel gefinancierd door sponsors) richtte hij zijn aandacht op het fenomeen van de bezoekers van de grootste stripboekenbeurs in de wereld, de San Diego Comic-Con.

Deze stripbeurs begon ooit in 1970 met het idee om de amateur(fan) in contact te brengen met de professional(artiest). Men hoopte op een bezoeker of vijfhonderd… De film is opgenomen in 2010 en de beurs is uitgegroeid tot de grootste in zijn soort met 125.000 bezoekers die gedurende vier dagen rondstruinen in een wereld waar fantasie nog geen limiet kent. Het gaat Spurlock om die bezoekers te leren kennen en dat doet hij door wat archetypen te nemen en die te volgen vanaf hun voorbereiding tot en met de laatste dag van de beurs. Zo heb je ‘the collector’, die een dag van tevoren in de rij gaat staan om er zeker van te zijn dat hij een gelimiteerde action figure van Galactus kan scoren. Dan zijn er twee mannen die in hun vrije tijd zelf tekenen, de droom nastreven om bij een uitgever aan de slag te kunnen en hun werk op de beurs (op speciaal daarvoor bedoelde bijeenkomsten) laten zien aan specialisten. We volgen ‘the survivor’ Chuck Rozanski, eigenaar van het (bij insiders) bekende Mile High Comics, die zijn hoofd boven water probeert te houden met de verkoop van zijn comics, maar ziet dat het steeds minder gaat om comic als wel games en films en de bijbehorende grote commerciële belangen*. We zien een dame die met haar vrienden het hele jaar in haar garage werkt aan kostuums zodat ze er uit zien als hun favoriete spelcomputer personage en een optreden kunnen geven. En dan is er ook nog een verliefd stel waarvan de man zijn vriendin ten huwelijk wil vragen tijdens de talkshow van Kevin Smith. Daarnaast zien we een hoop bekende koppen uit het wereldje (Josh Wedon, Kevin Smith, Eli Roth, Tim Bradstreet, Robert Kirkman, Todd McFarlane, Frank Miller, Guillermo Del Toro, Joe Quesada, Stan Lee, Grant Morrison) die allemaal bekennen zelf ook fanboys te zijn en hun idolen te hebben. 

De documentaire is op zich niet zo bijster interessant. Voor mensen die deze wereld niet kennen is het een leuk kijkje in de gekte, maar er zit weinig verdieping in. Voor de fan is het andere koek. Het is één grote gesneden koek die heerlijk verorbert kan worden! Want daar gaat het tenslotte om: herkenning en erkenning. Zoals een jongen zegt die verkleed is als één van zijn helden: “Even though I’m not famous, I get to be aknowledged”. Fanboys zullen smullen van de parade van Princess Leia’s in hun ‘metal bikini’, een traantje wegpinken als het ‘ja-woord’ wordt gegeven bij Kevin Smith en instemmend knikken als een enthousiaste bezoeker het moeilijk vindt om keuzes te maken: “there’s too much awesomeness simultaneously”.

Zelf ben ik al enkele jaren gestopt met het serieus verzamelen van comics. Maar er wordt mij in deze documentaire een spiegel voorgehouden als een man zegt dat hij al tien jaar niet meer verzamelt, maar nog elk jaar naar de San Diego Comic-Con gaat omdat hij zich daar thuis voelt. Ik herken dat. Het is een gevoel dat je niet kwijt raakt. Het is een wereld die in je hart zit.



*In Amerika zijn comics big business. Om een voorbeeld te geven, Chuck Rozanski biedt Red Raven #1 uit 1940 van Marvel aan op de beurs. De comic is officieel gewaardeerd door CGC (Comics Guaranty Company) die deze issue een 9,1 heeft gegeven. De verkoopwaarde staat op $ 500.000. De eerste issue van Action Comics waarin Superman zijn debuut maakt is vorig jaar verkocht voor dik 2 miljoen dollar (waar een leuk verhaal aan vast zit). En de business er omheen is dus nog veel groter, zoals bij de lancering van een nieuwe superheldenfilm of een nieuwe game voor de Xbox of PS3.  

The Call


“911, what’s your emergency...”

Zo nemen de medewerkers van het noodnummer in Amerika de hele dag de telefoon op, waarna ze proberen vast te stellen wat het probleem is en welke oplossing daar bij hoort. Vaak komt de politie, brandweer of ambulancedienst dan in actie en de medewerker van het alarmnummer moet degene in nood zo goed mogelijk bij staan tot de hulptroepen zijn gearriveerd. Van dit proces krijg je een goed beeld in The Call waar Jordan Turner (Halle Berry) op een dag een telefoontje krijgt van een meisje in nood, dat in doodsangst verkeert omdat er een insluiper in het huis is. De situatie loopt niet goed af en Jordan blijft achter met een schuldgevoel en wat flesjes pillen om haar daar weer vanaf te brengen achter.

Eén van de meest lastige dingen is om niet emotioneel betrokken te raken bij de situatie. Een ander probleem is dat je vaak nooit te weten komt hoe het is afgelopen met de zaak die je behandelde. Op het moment dat de hulpdiensten arriveren ben je overbodig geworden en wordt de telefoon neergelegd. Het zijn deze twee dingen die ten grondslag liggen aan de zaak waarin Jordan zes maanden later wordt betrokken. Ze wordt geconfronteerd met een situatie die lijkt op die van een half jaar eerder en dit keer zet ze alles op alles om het goed af te laten lopen.


De film kent een wat onhandige en hysterische moordenaar, maar weet het aardig onvoorspelbaar te houden, waarbij ieder (moordenaar, politie, alarmcentralemedewerker) goed in zijn rol blijft en de spanning zeker te snijden is. Helaas kun je op je vingers na tellen dat Jordan de held van het verhaal moet worden, wat de geloofwaardigheid naar het einde toe ondermijnt, als ze uit haar rol stapt. Spannend blijft het echter wel en de benauwd gefilmde engheid van de moordenaar (vooral in de scènes met zijn slachtoffer) doet er nog een lekker schepje bovenop.