woensdag 29 mei 2013

Welcome To The Punch


Als gentleman crimineel Jacob Sternwood (Mark Strong) en rookie detective Max Lewinsky (James McAvoy) elkaar treffen in het heetst van de strijd, bijt Max in het stof en gaat Jacob er vandoor met een grote buit en verdwijnt van de radar.

Jaren later komt Max Jacob weer op het spoor en de fysiek en mentaal getergde detective heeft er moeite mee om alles op alles te zetten om de crimineel te pakken. Gelukkig wordt hij aangespoord door zijn jonge vrouwelijke collega. Tijdens de zoektocht naar Jacob blijkt er veel meer aan de hand dan Max noch Jacob op had gerekend.

Ik moest een beetje denken aan de film The Sweeney die ik nog niet zo lang geleden heb gezien. Goed spel, een aantal leuke wendingen (die in dit geval iets minder voorspelbaar zijn), maar toch te weinig eigen gezicht om echt iets memorabel af te leveren. De overeenkomst met The Sweeney op het gebied van de vrouwelijke collega is meer dan treffend overigens. Er zijn verder te veel verplichte nummers - ook hier weer de shoot-out - en een interessante invalshoek die wordt gekozen betreffende het feit dat detectives in Engeland geen pistool dragen sterft eigenlijk een stille dood.


Welcome To The Punch is aardig vermaak voor de 99 minuten die de film duurt. Niets meer niets minder. 

donderdag 16 mei 2013

Deadwood Park



Na Scrapbook en I Spit On Your Corpse, I Piss On Your Grave was mijn aandacht voor regisseur Eric Stanze genoeg aangewakkerd om enkele van zijn andere films bij hem te bestellen. De gesigneerde versies kwamen al snel door de brievenbus, maar het heeft wederom heel lang geduurd voordat ik dan eindelijk één van de zilveren schijfjes in mijn regiovrije speler plaatste om te zien wat hij van Deadwood Park heeft gemaakt. De film is van een geheel ander kaliber dan de extreme films die ik al kende.

Jake ontvlucht Los Angeles en keert terug naar zijn ouderlijk huis waar hij tot zijn achtste jaar is opgegroeid. Het ligt nabij een Drive-In bioscoop in het gehucht Eidolon Crossing en is totaal vervallen. Jake haalt herinneringen op aan zijn tweelingbroer die toentertijd is ontvoerd en nooit is teruggevonden. Het verhaal gaat dat de eigenaar van het plaatselijke amusementspark Dogwood Park maar liefst 26 kinderen heeft ontvoerd en vermoord. Die man is allang dood, het attractiepark dat in de volksmond Deadwood Park wordt genoemd ligt er verlaten en overwoekerd bij en de plaatselijke bevolking zit niet te wachten op iemand uit de stad die oude wonden open komt halen. Jake heeft verder niets kwaads in de zin, wil alleen gemoedsrust, maar krijgt het omgekeerde als de desolate sfeer van het oude huis hem parten gaat spelen en hij verontrustende verschijningen in en om het huis waarneemt. De geesten van kinderen die geen rust hebben kunnen vinden geven aanwijzingen over wat er nu echt is gebeurd zoveel jaar geleden.

Een niet al te verrassend spookverhaal zou je denken. Eigenlijk is dat ook zo. Want het verhaal op zich neemt een lange en langzame aanloop naar wat er in de proloog al te zien is geweest. De verrassing zit hem dan in twee zaken. Ten eerste de prachtige locaties. Waar in Nederland elke centimeter grond een bestemming heeft, komt het in Amerika vaak voor dat er gebouwen en zelfs hele attractieparken worden achtergelaten, omdat het waarschijnlijk te duur is om ze op te ruimen en het verder niemand in de weg staat, waarna de natuur er grip op krijgt en de mooiste spookachtige taferelen ontstaan die op vele websites te zien zijn.  De Drive-In en het attractiepark in de film zijn daarvan mooie voorbeelden, die ruimschoots de aandacht krijgen. De andere verrassing zit hem in de terugblikken (in zwart-wit). Door de gehele film vinden deze plaats, maar wat mij betreft zijn het vreemde obstakels in het verhaal. Ten eerst zijn deze episodes erg uitleggerig, terwijl het weinig toevoegt aan wat we weten of willen weten. Ten tweede voelen ze als slecht geïntegreerd in het hoofdverhaal, doordat ze niemands herinnering zijn, maar gewoon op zichzelf staande miniverhaaltjes vormen, waardoor ze tot vervelens toe het ritme en het toch al niet te snelle tempo telkens onderbreken. Naarmate de film vordert en zijn conclusie bereikt wordt dit alleen maar erger, met een op zich knap gefilmde oorlogsepisode (gespeeld door een groep die aan historisch re-enactment doet) die een mini-film op zich is, maar totaal niet bij de rest past en het hoofdverhaal dat eindelijk een belofte van actie kende bruut onderbreekt met informatie waar je totaal niet meer op zit te wachten. Als de duivel dan eindelijk uit het doosje komt, is het eerder lachwekkend dan spannend.

Het in deze vorm oppimpen van het toch wat saaie en zeker niet griezelige verhaal is wat mij betreft een verkeerde zet. Deze poging tot het maken van een meer mainstream film is wat mij betreft dan ook mislukt hoewel ik zeker het gevoel heb dat Stanze met zijn artistieke inzichten en cinematografische aanleg wel degelijk tot zoiets in staat is. Ondanks alles kijk ik toch uit naar de film die hij hierna heeft gemaakt, Ratline, die niet alleen weer vol eigenzinnige ideeën, maar ook tjokvol geweld en gore schijnt te zitten. Hopelijk is het ook daar aanwezige historische deel beter in de film verweven.

The Sapphires



De Cummeragunja Songbirds noemen de meisjes zich. En zingen kunnen ze. Al vanaf hun prille jeugd laten ze hun stemmen samensmelten voor de mensen van hun dorp, ergens op het platteland van Australië. De Aboriginal meisjes hebben een droom en doen mee aan een plaatselijke talentenjacht waar racisme nog hoogtij viert, ze natuurlijk niet winnen, maar wel worden opgemerkt door Dave Lovelace (prachtige rol van Chris O’Dowd), die zich aan ze verbindt als manager als het jongste zusje het buitengewone idee heeft om te gaan zingen voor de soldaten in Vietnam. Dan moeten ze wel wat anders gaan zingen dan de ‘shite’ die ze nu zingen, aldus soulman Dave. “Country & Western is about loss. Soul music is also about loss. But the difference is in Country & Western music they’ve lost, they’ve given up and they’re just at home whining about it. In soul music, they’re struggling to get it back and they haven’t given up. So every note that passes through your lips should have the tone of a woman who’s grasping and fighting and desperate to retrieve what is taken from her”. Een mooi betoog en het succesvolle begin van een krankzinnige reis vol nieuwe ervaringen, emoties en moeilijkheden die de band onder de naam The Sapphires meemaakt.

Het verhaal is losjes gebaseerd op ware gebeurtenissen. Het is een feelgood film, waarin de voorspoed om van te genieten is en de tegenspoed nooit van lange duur is of een te zware domper voor het verhaal zal zijn. Het is wat dat betreft best knap dat er zo luchtig over de gruwelen van de oorlog in Vietnam wordt heengestapt - terwijl ze sporadisch wel in beeld komen (doden in de straat, bombardementen, zwaar gewonden) – zonder dat dit tegen de film gaat werken. Dat is geheel te danken aan de fantastische dynamiek tussen de personages. Zowel tussen de meiden onderling als tussen hen en hun manager, waarin droge humor een grote troef is. Zoals wanneer Cynthia een taxi probeert aan te houden, die gewoon door rijdt. “What’s his problem”? “It’s because we’re black, stupid” antwoordt haar oudste zus Gail. “No”, zegt Cynthia, “it’s because you’re ugly. Taxi’s always stop for me”. Of tussen Gail en Dave, wanneer deze laatste haar kwaliteiten als leadzangeres onder de loep neemt bijt ze hem toe: “My name is Gail, I sing lead, Julie and the girls sing backup”. “How do you feel about not singing lead?”, vraagt Dave voorzichtig, waarop ze snedig antwoordt: “How do you feel getting knocked out by a woman”!

De film zit vol van dit soort mooie dialogen waardoor het weinig verrassende en goed te voorspellen verhaal genoeg sjeu krijgt om er toch een zeer aangename filmervaring van te maken.

maandag 6 mei 2013

Spring Breakers



Na Stoker heb ik Spring Breakers op mijn programma staan. Er zit iets van 20 minuten tussen de films en ze spelen allebei in City. Dus ik loop uit de zaal naar beneden, haal mijn bestelde kaartje uit de automaat en ga zitten aan een tafeltje, met een bakje nootjes er op met een lepeltje er in. Even wachten. Ik staar wat naar mijn kaartje en zie dat er geen rij en stoelnummer op staat. Dat is vreemd. Ik loop naar een medewerkster van Pathé en laat het kaartje zien. “Die film draait hier niet”, zegt ze, “die draait in de Munt”. Omdat het kaartje in een andere bioscoop wordt uitgedraaid dan de bioscoop waar de film draait staat het er niet op (mocht er ooit een zaalwissel komen hoor ik later, wat dus nooit gebeurd). Dus moet ik snel naar de Munt lopen, aan iemand vragen of ze willen zien welke rij en stoel het nu precies is en naar boven rennen om tijdens de al gedoofde lichten mijn plek in te nemen.

“Spring break (also known as March break, spring vacation, Mid-Term Break, study week, reading week, reading period, or Easter holidays in the United States and some parts of Canada) is a recess in early spring at universities and schools in various countries around the world.”

Maar van ‘reading’ is vaak geen sprake en vele duizenden jongeren zien het als een excuus om er op uit te gaan en te feesten.

“Panama City Beach, Florida became the spring break mecca in the early 1990s after Ft. Lauderdale and Daytona Beach enacted restrictive measures in order to discourage college students from visiting during spring break. The tiny city remains the most popular spring break destination in the country, due to its relative proximity to many Southern colleges, driving distances and permissive behavior toward spring breakers. The locals in Panama City Beach welcome over 500,000 Spring Breakers every year, and Spring Break is a major factor in the city's economy.”

En dan krijg je zon, zee, drank, drugs en seks. I don’t care, I love it”. Het is die instelling vol zorgeloze en onbezonnen pret waarmee Harmony Korine zijn film begint. Een grote geile videoclip. Of toch niet? De clip blijft bewust steeds hangen, als een grammofoonplaat met een tik. De tik die de zeepbel van de ontsnapping naar een ideaal dat als zodanig wordt gepresenteerd op irritante wijze doorprikt. De ontsnapping uit de grijze, maar veilige wereld van eeuwige herhaling wordt een trip naar een fluoriserende leegte die net zo eindeloos repetitief is, maar een hoge prijs kan inhouden. Het lijkt de ultieme gangsta clip te worden voor diegenen die Tony Montana als held zien en hun leven imiteren naar de kunst. Maar net zo goed ook weer niet, want het doorprikken gebeurt op meerdere fronten en niets gaat volgens de verwachting, van wie dan ook. En het kijkend publiek, dat bestaat uit jongeren die constant praten, mobieltjes checken en popcorn happen, begrijpt niets van die hikken die ze op de kop blijven hameren terwijl ze net als de vier meisjes uit de film alleen maar wilden genieten van (het kijken naar) zon, zee, drank, drugs en seks. Want zo simpel zou het moeten zijn. Toch?

“Wat een kutfilm” hoor ik een jongen tegen zijn vrienden zeggen als ze de bioscoop verlaten. “Harmony Korine! Nooit van gehoord zeker?” zegt mijn innerlijke stem. Dan is het toch dat irritante rotjoch dat het laatst lacht en waarschijnlijk zijn (financieel) best scorende film tot nu toe heeft gemaakt, door al die toegestroomde mensen met verkeerde verwachtingen.  

(ps. Quotes van Wikipedia)

Stoker



De mooie, maar duistere India heeft net haar liefhebbende vader begraven als diens broer (haar totaal onbekend) uit het niets opduikt, enkele dagen in het luxe landhuis zal verblijven, meer dan gezellig wordt met haar afstandelijke moeder maar bovenal interesse toont in haarzelf, waarmee er een spel ontstaat dat zal leiden tot een ‘coming of age’ thriller met aparte invalshoek.

Moeder Evelyn Stoker (Nicole Kidman) speelt de behoeftige , wat instabiele weduwe, die maar al te blij is met de aandacht van Charlie (Matthew Goode), die uiterst intelligent, beschaafd maar ook doortastend Evelyn zonder enige moeite om zijn vinger windt, maar een grotere uitdaging vindt in de toenadering tot de stugge, afstandelijke maar geïntrigeerde India (Mia Wasikowska), die hem op veilige afstand houdt, maar niet kan voorkomen dat ze wordt meegetrokken in het spel dat intrigant Charlie heeft uitgestippeld.  

Het spel intrigeert ook de kijker, voornamelijk vanwege het indrukwekkende spel, de onheilszwangere sfeer en de gestileerde filmwijze. Als India de zin “sometimes you have to do something bad to keep you from doing something worse” uitspreekt, is dat een voorbode voor wat gaat komen, een ‘self-fulfilling prophecy’ die het einde van de film inluidt.

Maar als dan alles is gezegd en gedaan, blijf je toch zitten met een wat leeg gevoel. Het gespeelde spel komt over als niet meer dan dat. Niet iedereen heeft duidelijke motieven. Daarbij blijkt de genoemde ‘key sentence’ uit de film ook nog eens niet te kloppen, hoewel ik dat hier niet uit kan leggen zonder te veel te verklappen. Stoker houdt de toeschouwer op een wat koele afstand, zoals India dat met haar oom doet. Maar waar Charlie er in slaagt tot het meisje door te dringen, laat de film dit bij de kijker enigszins achterwege. De film mist een connectie die regisseur Chan-wook Park wel in zijn beruchte wraak trilogie wist te maken, waarbij je niet alleen van een (duivels) verhaal kon genieten, maar ook op reële wijze aan het denken werd gezet over hoe een mens kan veranderen door leed dat hem is aangedaan. Eigenlijk maakt Chan-wook Park steeds dezelfde film, alleen lijkt de vorm dit keer belangrijker dan de boodschap.   

woensdag 1 mei 2013

The Lords Of Salem



Een groep (oude) heksen zweert trouw aan Satan. Lange wilde haren, blote tieten, dansen rond het kampvuur en vals lachen. Het standaard beeld dat we kennen uit de tijd van de Renaissance, toen de heksenvervolging een hoogtepunt kende. Een beeld dat regisseur Rob Zombie kiest om zijn film mee te beginnen en meteen de kiem is voor de rest.

Heidi (Sheri Moon Zombie) is een radio DJ in Salem. Samen met twee anderen doet ze een radioshow, waarbij ze zichzelf niet al te serieus nemen, hoewel ze af en toe aandacht geven aan de duistere kanten van het leven, via interviews met artiesten en schrijvers. Als er een ouderwetse LP is afgegeven bij het radiostation voor Heidi en ze deze draait in de uitzending, gaat niet alleen zij, maar vele vrouwelijke luisteraars met haar van de leg. De bezwerende muziek schijnt afkomstig te zijn van een band die zich The Lords (Of Salem) noemt en de schrijver van een boek over de heksenvervolging die in het stadje heeft plaatsgevonden in de 16e eeuw raakt geïntrigeerd door de muziek en bijt zich vast in een onderzoek, terwijl arme Heidi steeds meer gaat flippen. Een link met de zwarte bladzijde uit de geschiedenis is evident.

Het ouderwetse, stereotype en weinig subtiele beeld waar Zombie in zijn proloog voor kiest zet hij door in de rest van zijn film. De stoere getatoeëerde rockchick, black metal, een kerkhof, drie esoterische buurvrouwen, ratten… Daarbij komt het toch wat amateuristisch over om toch weer die oude horrorfilmsterren van stal te halen (zoals Ken Foree en Dee Wallace) en doet een man in een apenpak in een duivelse voorstelling ook niet veel goeds. Er vloeit zeer weinig bloed en de nadruk ligt dan ook voornamelijk op een wat ouderwets aandoende sfeer (Häxan meets Rosemary’s Baby) die af en toe tegen het lachwekkende aanzit. Het wordt nergens angstaanjagend of ongemakkelijk. Eerder achterhaald. Het heeft denk ik niet eens zo veel te maken met de beperkte middelen voorhanden als wel met de beperkte visie dat dit op deze manier aan zou kunnen slaan. En dat is vooral jammer voor Sheri Moon, die op ingetogen manier het meest overtuigende optreden van haar filmcarrière geeft, ook al moet ze af en toe letterlijk en zonder reden met de billen bloot.

Misschien is het grootste probleem dat Rob Zombie duidelijk een grote fanboy is. Het is echter de kunst om de liefde voor het genre te vertalen in een eigen stem. Dat zal niet gaan zolang hij obsessief vast blijft houden aan voorbeelden en idolen uit vervlogen tijden.

Iron Man 3



Iron Man was een wat onverwacht succes, door de fantastische vertolking van Robert Downing Jr., die de extravagante en arrogante miljardair Tony Stark via zijn onderkoelde houding en gortdroge humor toch zeer menselijk wist te houden en door het briljante pak dat Stark ook letterlijk in Iron Man verandert. Een goede mix aan actie, avontuur en een aardig verhaal deden de rest. Bij deel 2 werd het al iets minder, hoewel er werd voortborduurt op zijn gezondheidsproblemen en innerlijke strijd, verschoof de aandacht wat meer naar grotere actiescènes die minder persoonlijk werden. De trend wordt met deel 3 voortgezet. De eigen gezondheid vormt nauwelijks meer een issue en de boeman slaat toe met onbeperkte middelen waardoor Tony Stark laat weten terug te zullen slaan met “good old fashioned revenge”.

Het is allemaal wat simpeler gehouden. Natuurlijk moet de boef sterker zijn dan de vorige, waardoor deze onmenselijke krachten krijgt waartegen dan nog meer varianten van de ijzeren man moeten worden ingezet, naast enkele hulptroepen zoals Iron Patriot (Iron Man’s eigen Robin?), met nog grotere gevechten tot gevolg. Maar spannender wordt het er niet van. De keuze voor een grotere rol voor Pepper Potts, het liefje van Stark, is wat mij betreft nu ook niet direct geslaagd te noemen. De ideeën voor de slechteriken komen wat tweedehands over (ik denk aan The Amazing Spider-Man’s Lizard en zijn regeneratieve wondgenezing gecombineerd met Terminator 2’s onstuitbare T-1000), maar gelukkig  zorgt de interactie met een bijdehand jongetje voor wat aardse humor, waarbij Stark zijn ‘beste’ kant weer even laat zien.

Slecht is het niet, maar iemand van het niveau van Tony Stark verdient toch een wat intelligenter script. Voor simpele ram-acties kunnen we al bij zoveel andere films terecht.

Blijf ook nu weer even zitten tot het einde van de aftiteling, waarna er nog een klein grapje volgt. 

Berberian Sound Studio



De jaren ’70. Gilderoy doet geluidsnabewerking voor films. Dat betekent projectors met ratelend celluloid, vu-meters, uitgeschreven geluidsoverzichten en bandrecorders. Hij is gevraagd om naar Italië te komen om het geluid te doen voor een productie genaamd The Equestrian Vortex, een Italiaanse film over hekserij waarin een flink aantal horrorscènes in zitten. Gilderoy geeft aan dat hij niet zo thuis is in dit genre. “This is not a horror film. This is a Santini film about the human condition”, aldus regisseur Santini zelf. Gilderoy gaat aan de slag, met een groot arsenaal aan fruit en groenten om de juiste geluidseffecten te creëren en met stemactrices in donkere muffige cabines die de meest afgrijselijke schreeuwen uit hun longen persen voor optimaal effect. Dit terwijl iedereen om hem heen in een vreemde taal spreekt, hij tegen een muur van onbegrip (of is het onwilligheid?) aanloopt als hij zijn vliegticket wil declareren en er door één van de stemactrices wordt gesuggereerd dat er meer achter de keuze van de producer voor Gilderoy zit. De ambachtsman krijgt het steeds moeilijker. De druk van de producent en de extreem akelige geluiden van de gewelddadige film die hij telkens weer via zijn koptelefoon moet horen zorgen er voor dat hij steeds vermoeider wordt, er eigenlijk mee op wil houden, waarna werkelijk en fantasie in elkaar over beginnen te lopen.

De keuze voor de jaren ’70 en Italië geeft meteen het gevoel alsof je achter de schermen zit van de opnames van een (giallo-)film van Dario Argento. Daarbij komt de ambacht van geluidsnabewerking goed naar voren en wat een hels karwei dat moet zijn geweest toen er nog geen computers waren. De zeer beklemmende sfeer wordt optimaal gecreëerd door het feit dat de Engelsman Gilderoy geen Italiaans spreekt, hij in een kleine studio werkt, veelal met een koptelefoon op werkt en de enige stemactrice waar hij nog enigszins contact mee heeft door een glazen wand van hem gescheiden wordt. Er worden kunstgrepen toegepast die verder weinig meer dan het toevoegen van onheilspellende vraagtekens om het lijf hebben, zoals de filmoperateur waarvan je slechts de zwarte handschoenen in beeld krijgt als hij de film start en het feit dat de waarschuwing van één van de stemactrices verder geen invulling krijgt. Maar boven al draait deze film van Peter Strickland om geluid. Van de film in de film zie je behalve de trailer geen seconde. Je hoort alleen de dialogen en geluidseffecten, van de bezwerende teksten die worden uitgesproken tot de ijselijke schreeuwen die Gilderoy (en jij als toeschouwer) telkens weer hoort, en die zijn beeldend genoeg om er een angstaanjagende horrorfilm van in je hoofd te maken. Want wat is eigenlijk enger? Een griezelfilm zonder geluid, of griezelige geluiden zonder beeld?

De film is een aparte trip waarin niet alleen Gilderoy, maar ook de kijker langzaam de grip verliest. Dit maakt het tot een wat vreemde, originele, uiterst sfeervolle maar uiteindelijk wat onbevredigende ervaring.