29 augustus 2011
Het uitgaansleven. Bar, biljart, Erica, flirt, mannen, seks. Seks met drie mannen. White trash.
De beelden spreken voor zich, vandaar dat er geen geluid is, alleen ongemakkelijke pianomuziek.
Dat ik het niet heb over de trilogie van Kieslowski moge duidelijk zijn.
Het ritueel heeft zich herhaald en herhaalt zich opnieuw. Op de vraag van een verbaasde scharrel waar Erica heen gaat na het neuken spuwt ze hem toe: “I don’t stay over, I don’t fall in love, I don’t fuck the same guy twice”. Nu spreken ook de woorden voor zich.
Erica (Amanda Fuller, een soort oudere zus van Ellen Page) komt in aanraking met een eigenaardige man die haar helpt en waar ze zich op een andere manier dan de vleselijke voor open stelt. Haar ruwe bolster begint te smelten en ze stelt zich voorzichtig open voor affectie, genegenheid. Gloort er licht aan de horizon?
Elk frame van de film is doordrenkt van het gevoel dat het vreselijk mis moet gaan, dus daar stel ik me op in. In dat opzicht zal ik ook niet verrast worden. Wel geheel onverwacht is het feit dat het verhaal zich opeens concentreert op een hele andere verhaallijn, waarbij een eerdere passant in het spotlicht komt te staan en al het voorgaande in een compleet ander daglicht stelt. Dat dingen voor zich spraken was een vooroordeel dat bruut wordt omgekegeld.
De ellende komt naar buiten, maar op een andere manier dan verwacht. Het is iets dat de film zo interessant maakt. Er wordt flink gerommeld met het concept van goed en kwaad. Grijstinten. Uiteindelijk kruipt het white trash bloed toch waar het niet gaan kan, richting de onvermijdelijke weg van weerzinwekkend geweld. Het masker valt, de duivel verschijnt, alles wordt zwart/wit, het doek kleurt rood.
Red, White & Blue doet me denken aan een film als A Horrible Way To Die, waarin arthouse en horror elkaar ontmoeten. Dat is dus ook hier het geval. Een vorm van art-gore die horror weer prettig ongemakkelijk maakt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten