Daar heb je de dybbuk weer. Het klinkt haast als een aardig
iets, zoiets als ‘ouwe dibbus’ of zo. Heel anders dan bijvoorbeeld ‘witch’, dat
van nature al een enge klank heeft. Maar goed, dat ‘weer’ slaat op het feit dat
ik deze kwelgeest voor het eerst tegen het enge lijf liep in de film The Unborn. Die
film was vrij slecht. Ik begin toch zo weinig mogelijk vooringenomen aan The Possession, hoewel dat moeilijk is,
vanwege die onbereikbare standaard, ja daar istie weer, The Exorcist.
The Possession is
(natuurlijk) gebaseerd op werkelijke gebeurtenissen. Iets specifieker is de
film gebaseerd op het artikel ‘Jinx
in a Box’ uit de L.A. Times, dat werd gelezen door niemand minder dan Sam
Raimi, die het verhaal niet meer uit zijn hoofd kreeg en de instigator was voor
de film.
De proloog is veelbelovend. Niet echt iets dat we nog niet
eerder hebben mogen aanschouwen, maar gebracht met een overtuiging en
intensiteit die hoop geeft op heerlijke huivering. Het verhaal start met een
gezin, vader Clyde, moeder Stephanie en twee jonge tienermeisjes Hannah en Em.
Een gezin dat door een moeilijke periode gaat omdat vader en moeder gaan
scheiden. De scheiding wordt goed aangepakt, je merkt dat Clyde en Stephanie
nog veel om elkaar geven, maar samen leven gaat niet meer en verwijten en woordenwisselingen
borrelen bij het minste of geringste omhoog. Clyde betrekt een nieuw huis, waar
zijn dochters in het weekend ook verblijven. Er zijn spulletjes nodig voor het
nieuwe huis en een rommelmarkt biedt uitkomst. Em wordt aangetrokken door een
oude houten doos met raadselachtige inscripties. Ze mag hem hebben. Daar gaat
het fout…
Die doos is de bergplaats van de dybbuk, een kwade geest van
een overledene die er op uit is om het leven van een onschuldige over te nemen,
met alle gevolgen van dien. De doos die gesloten zou moeten blijven gaat open en Em gaat steeds extremer en gewelddadiger
gedrag vertonen. In het begin wordt dit nog afgeschoven op de moeilijke tijden
vanwege de scheiding, maar Clyde heeft door dat er meer aan de hand is.
Na de goede start is ook de verdere opbouw zeer behoorlijk. De
toepassing van CGI is beheerst en af en toe erg creepy gedaan. De 10 jarige Em
(Natasha Calis) is goed gecast en transformeert van een lieftallig meisje in
een eng monster. Dus ja, dit doet erg denken aan Regan (Linda Blair) uit die
genoemde standaard, maar gelukkig toont regisseur Ole Bornedal (bekend van het
fantastische Nattevagten) ook hier
beheersing en laat haar geen groene kots spugen, het hoofd 360°
draaien noch past hij haar uiterlijk enorm aan. Wat is het dan jammer dat men
naar het eind toe eigenlijk niet weet wat men nu eigenlijk met dat einde moet.
Het wordt een overdreven rommeltje in een ongeïnspireerde omgeving, met een op
tilt slaande Joodse priester die erg op de lachspieren werkt. De registers gaan
open, er wordt niet langer logisch nagedacht en men probeert ons te
overdonderen met een hoop vuurwerk en een alsnog veel te letterlijke Exorcist imitatie als Clyde de beroemde woorden
van Father Karras uitkraamt: “take me”.
Zonde. Echt jammer. Dit einde doet totaal geen recht aan het
wel degelijk goed gelukte en grootste deel van de rest van de film.
Teleurgesteld loop ik de bioscoop uit en de stad in. Al gauw
ontspruiten er ideeën in mijn hoofd die ik in een recensie kan gebruiken. Ze
gaan als mantra’s door mijn hoofd, om ze maar niet te vergeten. Ik moet een bankje
zoeken en alles noteren. Ik loop toevallig in de buurt van het Begijnhof en sla rechtsaf om het
hofje vanaf de Kalverstraat op te zoeken. Veilig, rustig; hoe toepasselijk om
gedachten over demonen in een doosje neer te pennen. Het Houten
Huys staat schuin voor me, de Engelse kerk in mijn rug. Een meisje komt op
het muurtje tegenover me zitten. Een fles water steekt uit haar rugzak. Onze
blikken kruisen een aantal keer, ze loopt verder, komt weer terug, lacht naar
me en loopt aarzelend naar de uitgang. Een grote groep Spanjaarden loopt rond, met
groene zakdoeken om de hals. Ze nemen kiekjes. Momenten van de tijd,
onvrijwillig opgesloten in een doos! Ze hebben een kwartier om alles te
bewonderen. Vluchtigheid in een hof vol rust. Ik heb de tijd. Ik ken geen
stress. De zonnestralen vinden hier en daar hun weg door de takken van de grote
Hollandse lindeboom (Tilia Vulgaris lees ik op het bordje) voor me. Ze schijnen
op me. Ik geniet. Op de kapel rechts staat te lezen: ‘signa et mirabila fecit
apud me deus exelsus’ (tekenen en wonderen, die de allerhoogste God aan mij
gedaan heeft); je zou er haast in gaan geloven…
Geen opmerkingen:
Een reactie posten