Deze bomen moeten verdwijnen. Er moeten nieuwe, sterkere
worden geplant. Maar je mag niet zomaar gezonde bomen kappen, ook al is het je
eigen land. Dus worden ze ziek gemaakt. Een paar flinke klappen, drie, vier
stuks, en het gif dat langs de bijl stroomt doet de rest. Joe is opzichter van
een groep mannen die dit zware werk doet. Hij bevindt zich in de marge van de
samenleving. Een marge die hem niet veel goeds heeft opgeleverd. Het is
zelfbeheersing die er voor zorgt dat hij zich niet laat verleiden tot de
verkeerde acties. Drank als steun, maar aangelengd met cola, om de grenzen niet
te veel te laten vervagen. “I’ve
done bad, but they won’t let me make it good”. Want er zijn altijd
individuen die hem niet met rust laten, er voor zorgen dat het einde van de
beheersing in beeld komt. “Waarom wil je zo graag terug naar de gevangenis”, vraagt
een sympathieke politieman. Een antwoord komt er niet. Begrijpen doen we hem
des te meer. Hij is als zijn oersterke (vecht)hond. Die houdt hij aan de
ketting, want eenmaal los en in actie is die niet te stoppen.
Als de vijftienjarige Gary aan komt kloppen voor werk zal
Joe’s leven veranderen. Want zelfbeheersing voor wat jou wordt aangedaan is één
ding, maar voor wat een ander wordt aangedaan is een geheel andere zaak. Zeker
als Joe en Gary vrienden worden, iets dat de dronken nietsnut van een vader van
Gary niet kan hebben. Er borrelt langzaam iets op binnen Joe, dat niet langer
met aangelengde drank, het inhakken op bomen of door een pijpbeurt bij een hoer
kan worden ingetoomd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten