zaterdag 26 april 2014

Popstrangers - Paradiso (bovenzaal) Amsterdam, 25 april 2014


Het wordt een aparte avond, deze eerste Koningsavond.

Terwijl een goede vriend en een buurman los van elkaar een optreden hebben tijdens hetzelfde festival uit naam van de koning, hebben wij kaartjes voor een bandje uit Nieuw-Zeeland genaamd Popstrangers. Deze naam kreeg ik toegespeeld door een andere vriend, een tijd geleden, met de mededeling dat het wel eens iets voor mij zou kunnen zijn. Het album heet Antipodes en ik draai het een aantal keer om het daarna een beetje uit het oor te verliezen. Als ik zie dat de band in Paradiso langs gaat komen, herbeluister ik de muziek nog eens, hoor ik een nieuwe track dat niet (?) staat op het binnenkort uit te komen album Fortuna en schaf ik kaartjes aan voor het concert.

Het is druk. Amsterdam is oranje gekleurd, op elke hoek van de straat waar een café van belang is staat een volkszanger te galmen vanaf een klein podium omgeven met biertaps en in een steegje verderop houdt een jong meisje het haar uit het gezicht van haar kotsende vriendin. Het is bijna uitgestorven. Voor Paradiso dan. Als ik de trap van de poptempel betreed kijk ik recht in de ogen van Sophie Hilbrand, die net naar beneden loopt. Ze ziet er (zoals altijd?) wat verhit, verwilderd en enigszins beneveld uit. Drie treden verder zie ik Waldemar Torenstra die nog enkele woorden wisselt met de deurwachten van Paradiso. Hij ziet er (zoals altijd?) vrolijk, fris en fruitig uit. Als ik mijn tickets laat scannen hoor ik dat het concert er voor wat is uitgelopen en dat het een half uur later begint. Als dat maar geen nachtbus wordt, denk ik bij mezelf. Nog maar één stap binnen en ik word aangesproken door twee olijke kale mannen die zich afvragen of we nu nog voor Bløf komen. “Nee hoor, we komen voor Popstrangers, hoewel we Bløf ook wel eens hebben gezien”, zeg ik, om het gesprek toch een vriendelijke en gemeenschappelijke draai te geven. Maar Bløf viel tegen hoor ik de mannen zeggen, het is niets voor zo’n kleine zaal. Misschien waren Sophie en Waldemar ook niet zo tevreden, gaat er door mijn hoofd. We nemen de linkertrap richting de bovenzaal, maar de deur rechts van het podium blijkt afgesloten en we moeten ons een weg banen door de overvolle en bloedhete zaal waar de bekende band uit Zeeland net een toegift begint. Door de grote oplichtende muur van leds zie je de mannen slechts in silhouet staan. Door naar de kleine zaal, alwaar de nasleep van het concert dat Admiral Freebee gaf in volle gang is. Mensen die zijn blijven hangen met een biertje in de hand, mannen die druk in de weer zijn om het podium vrij te maken. We zoeken een plekje aan de kant in de hoop dat het afbreken en opbouwen niet al te lang zal duren, maar hebben de verwachting van het tegenovergestelde. Ik kijk echter mijn ogen uit hoe snel alles wordt neergezet, opgesteld en in elkaar gedraaid, als het podium eenmaal Freebee vrij is, hoewel mijn zicht een beetje wordt beperkt door een man die precies in mijn blikveld is gaan staan. Hij komt me bekend voor, maar ik kan hem niet plaatsen. De opbouw van het podium vordert, net als de zoektocht in mijn hoofd en net als ik tegen mijn vrouw wil zeggen dat ik denk dat de man iemand zou kunnen zijn die we kennen, komt de vrouw van de man aanlopen en valt het kwartje helemaal. Het is hem inderdaad. We zijn eigenlijk vrienden met de zus van de vrouw die net kwam aanlopen. Een klopje op de rug dan maar, even bijkletsen, nee zij zijn blijven hangen na Freebee en gaan trouwens na één nummer Popstrangers ook weer weg.

Om 22:40 uur begint het concert dan eindelijk. Het wordt een kort concert. Tien nummers. De meeste van het nog te verschijnen nieuwe album. Het drietal kan zowel noisy als stofzuigerig als lomig en dromerig en lo-fi zijn, soms zelfs binnen één nummer, zoals Witches Hand. Dat lomige, met slepende drums en wat zeurende zang doet dan soms denken aan een band als Pavement, waar ik niet echt fan van was. In de meeste nummers vergeet men echter niet dat er een song moet staan, die af en toe best poppy mag klinken, zoals Rats In The Palm Trees, maar ook een wat meer duister en ongemakkelijk karakter kan hebben (zoals Jane dat ze niet spelen vanavond). Op Antipodes staan er in die laatste categorie zo te horen wat meer dan op het misschien wel wat toegankelijker klinkende Fortuna, maar dat is puur op het eerste gehoor. Er is nauwelijks communicatie tijdens het concert, alleen de mededeling dat als we willen dansen op het volgende nummer we wat dichterbij mogen komen, waarna Heaven wordt ingezet. Het is ook niet gemakkelijk. Ik was niet van plan om vooraan te gaan staan, maar sta het toch, omdat er tussen mij en het podium gewoon niemand meer is komen staan. Het gapende gat van een meter of drie blijft toch een moeilijk te overbruggen afstand, hoewel er applaus en instemmende geluiden uit de zaal komen na elk gespeeld nummer. Voordat ik het weet kondigt zanger-gitarist Joel Flyger het laatste nummer al weer aan. Tonight, ook een nieuw poppy nummer dat af en toe haast vals lijkt te klinken van jengelende loomheid, hoewel het uptempo is en een apart tussenstuk kent.


Na een ‘thank you’ en ‘cheers’ lopen de drie jongens naar de zijkant van het podium en hoor ik ze overleggen of ze nog een nummer zullen spelen. Maar de zaal blijft opvallend stil en als ik omkijk, blijkt deze een stuk leger te zijn dan toen de band begon en toen was die al niet vol. De kennissen die we tegen kwamen waren kennelijk niet de enige overblijvers van Freebee die het voor gezien hielden en de dertig die er nu nog staan voelen zich niet geroepen om te gaan roepen om meer. Een beetje pijnlijk en niet geheel verdiend, hoewel ik dit zelf ook niet als meer dan aardig kan betitelen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten